Interview met kunstenaar Rob Metz ter gelegenheid van zijn expositie "Scheepsgezichten". Deze werd geopend op 20 maart in de Gelaghkamer van de SOOP.

“De vorm van een schip fascineert me. Vooral die van de stok ouwe stoomschepen. Alles aan zo’n schip interesseert me, maar ik word het meest geboeid door de machinekamer, het hart van het schip. Om de vorm van de schepen weer te geven maak ik gebruik van sjabloondruk, een grafische techniek.
Mijn schepen bestaan niet echt. Ik heb er een paar waarvan de achterkant aan een tjalk doet denken, maar in wezen zijn het allemaal fantasieën in mijn hoofd.

Ik teken de vorm zoals die zich aan mij opdringt en leg een sjabloon op het papier. Dan snijd ik alle onderdelen waaruit mijn fantasieschip bestaat, apart uit. Vervolgens ga ik met inktrolletjes over het sjabloon. Zo kleur ik de uitsparingen in en bouw ik het werk op. Tot ik de vorm bereikt heb die ik in gedachten had.

Dan begin ik aan de machinekamer. Dat hokje is cruciaal, daar gebeurt het allemaal. Het belang van dit onderdeel benadruk ik door gebruik te maken van tandwieltjes en andere onderdeeltjes van horloges en klokjes. Nee, mijn werk beweegt niet en maakt ook geen geluid.

Waar mijn fascinatie voor schepen vandaan komt? Dat heeft alles te maken met het gevoel van vrijheid dat ik krijg bij het zien van schepen en water. Op een schip ben je een vrij mens. Ik heb als kind de oorlog meegemaakt (ben van 1930) en in die jaren nogal wat hand- en spandiensten verricht. Mijn vader drukte illegale krantjes en ik bracht ze weg. Dat was soms behoorlijk heavy. Altijd weer die angst dat een Duitser me aan zou houden en vragen wat ik daar toch wel allemaal onderin mijn karretje had liggen. Dat gevoel van angst en onvrijheid ben ik mijn leven lang nooit meer helemaal kwijtgeraakt.

Op de Kunstnijverheidschool heb ik grafische technieken leren kennen. Het sprak me aan en ik ben daarin verder gegaan. Aanvankelijk heb ik voor diverse uitgeverijen gewerkt en me gespecialiseerd in het maken van boekomslagen. Eind jaren zestig ben ik voor mezelf begonnen en wat je noemt ‘in de kunst gegaan’. Door de combinatie van particuliere opdrachten voor het maken van boekomslagen en de verkoop van mijn werk is dat redelijk gelukt.

Ik ken de SOOP omdat ik een paar keer bij openingen van tentoonstellingen van bevriende kunstenaars ben geweest. En ik heb er ook een computercursus gevolgd. Ik heb wel iets met de SOOP, wip er graag zo nu en dan even binnen. Kopje koffie drinken, praatje maken met deze of gene. Het is er heel informeel. Ik vind het leuk dat Ingeborg Kurpershoek me vroeg of ik er wilde komen exposeren en ik ben benieuwd naar de reacties van de bezoekers op mijn schepen”.