Interview met amateur-fotograaf ter gelegenheid van zijn expositie in de SOOP “Een halve eeuw amateur”, van 3 februari 2011 t/m 23 maart 2011

“Je zou willen dat de zon altijd en overal laag stond”

“Als amateur ga je fotograferen als je er zin in hebt. Er zit geen enkele druk achter. Nog belangrijker misschien: je hoeft je niet te specialiseren. Als beroepsfotograaf moet je keuzes maken. Pasfoto’s, mooie meiden, persfotografie en ga zo maar door. Je moet naam maken in een categorie en zo proberen een goede boterham te verdienen. Het lijkt me ook nogal saai. Steeds maar weer met hetzelfde onderwerp bezig zijn. Ik bezocht laatst een tentoonstelling in FOAM van een bekende fotograaf. Ik vond zijn jeugdfoto’s prachtig, echt geweldig. De man is later reizend persfotograaf geworden. De spanning die zijn jeugdwerk bij mij opriep, werd minder en verdween uiteindelijk. Alles was min of meer hetzelfde. Als amateur heb je alle vrijheid. En wat mij zelf betreft: stel dat ik tóch beroepsfotograaf zou zijn geworden, dan zou er wel heel weinig tijd en energie zijn overgebleven voor mijn andere liefde (natuurkunde).

Op mijn veertiende verjaardag ging een grote wens in vervulling: ik kreeg een fototoestel, zo’n dingetje van bakeliet. Daar heb ik een paar jaar veel plezier van gehad. Ik heb inmiddels al die oude foto’s gedigitaliseerd en laat er tijdens mijn expositie een paar van zien.

Bij het samenstellen van de foto’s voor mijn expositie heb ik overigens niet in eerste instantie gelet op de tijd waarin een foto is gemaakt. Mijn belangrijkste selectiecriterium is: een foto moet interessant zijn. Een aparte kijk uitstralen. Dat bereik je eerder met zwart-wit fotografie dan met kleur. Daarom laat ik op mijn expositie vooral zwart-wit foto’s zien. Meer dan kleur zijn zwart-wit foto’s in staat om een bepaalde visie over te brengen. Om reacties bij de kijker te veroorzaken als: ‘hé, zo heb ik het nog niet bekeken’.

De elektronen flitser, die eind jaren vijftig op de markt kwam, heeft het mogelijk gemaakt heel snel te reageren als het juiste moment - een gebaar, een blik of een andere subtiliteit - zich voordoet. Die uitvinding is bijzonder belangrijk geweest in de geschiedenis van de fotografie.

Ruim tien jaar geleden deed digitaal fotograferen zijn entree. Een revolutie, maar tegelijkertijd ook een mentaliteitsverandering. Digitale toestellen zijn nog vrij traag. Ze moeten het licht meten en de juiste afstand instellen. Tijdens dat proces denk je: ‘tjonge, jonge, schiet es wat op, straks is het moment voorbij’. De neiging ontstaat om heel veel beeldjes te schieten en er dan achteraf de beste uit te kiezen. De fabrikanten werken er overigens hard aan de snelheid te verbeteren, dat merk je duidelijk aan hun advertenties.

Fotograferen is werken met licht. Een hoge zon is moeilijk. In Italië is het lastig om fatsoenlijke foto’s te maken. IJsland is ideaal; je zou willen dat de zon altijd en overal zo laag stond als daar.”