Interview met de kunstenaars tevens SOOP-vrijwilligers t.g.v. hun expositie “Allerhande” in de Gelaghkamer van de SOOP.

Alie Roest:

“We hebben onze expositie bewust “Allerhande” genoemd. Dit woord geeft ons de ruimte om verschillende kanten van het werk dat we maken, te laten zien. Mijn keuze is uiteindelijk gevallen op een mix van aquarel, ets en een enkele tekening.

> De nadruk ligt op aquarel; dat heeft meer dan alle andere technieken mijn hart. Aquarelleren is lastig, omdat je het eigenlijk meteen goed moet doen. Dat is dé grote uitdaging. Ben je niet tevreden en ga je kleuren “stapelen”, zoals dat genoemd wordt, dan is de kans groot dat het leven uit het werk verdwijnt. Dat moet je dus zien te vermijden.

Etsen vind ik overigens ook fascinerend. Die heb ik vooral toegevoegd, omdat je heel aardig het effect van inkleuren kunt laten zien. Precies dezelfde ets in zwart/wit en ingekleurd hebben wat sfeer betreft vrijwel niets meer met elkaar gemeen. Heel verrassend.

Mijn werk is totaal verschillend van dat van Els. Daarom is het leuk om juist samen met haar te exposeren. Haar felle doeken vormen een interessant contrast met mijn werk, dat vooral rust uitstraalt.

Ik werk als vrijwilliger bij de SOOP. Bemoei me, samen met een paar collega-vrijwilligers, met het organiseren van concerten. Ik vind het leuk dat mensen die bij de SOOP komen nu een andere kant van mij leren kennen.

Els Martelhof:

“Mijn bijdrage aan de expositie bestaat uit een aantal fantasieën. Ze ontstaan door iets dat mijn aandacht trekt. Een afbeelding, een gebouw, een bootje, het kan van alles zijn. Ik merk iets op en vervolgens gaat mijn fantasie op de loop. Aan de hand van mijn steevaste uitgangspunten: vorm, kleur en constructie.

Ik begin met een schets op papier. Dat papier heb ik op maat gemaakt. Al mijn fantasieën hebben dezelfde maat: 40 bij 90. Als de schets naar mijn zin is ga ik schilderen. De overgang van schets naar kleur is een lastig, maar cruciaal punt. De kleuren moeten heel goed op elkaar worden afgestemd; niet vals tegenover elkaar komen te staan. Het geheel moet aangenaam zijn om naar te kijken.

Nu begint de volgende fase. Ik prepareer een dun soort linnen (daar heb ik een speciaal adresje voor!) en plak het op een plank. Een moeilijk onderdeel van het proces, want het moet heel strak gespannen worden.

Alles wat ik “in klad” op papier heb geschilderd, neem ik nu over op doek. Het is elke keer weer spannend of het allemaal lukt. Met vallen en opstaan heb ik het onder de knie gekregen.

Het werk is niet figuratief, maar als je goed kijkt kun je soms iets terugvinden van het object dat de aanleiding tot het kunstwerk vormde.

Mijn felle fantasieën vormen een groot contrast met het werk dat Alie maakt. Wij denken beiden dat de combinatie een boeiende expositie oplevert. Ik ben benieuwd hoe mijn werk het doet in een heel andere omgeving”.