Interview met de kunstenares.

“Ik ben geboren in Hamburg, in 1940. Ik werd Irene genoemd, zoals zoveel meisjes in die tijd. De gewone mensen in Duitsland hadden namelijk maar één wens: vrede. Het was een slechte tijd om in zo’n grote stad te wonen. Om wat veiliger te zijn verhuisde ons gezin naar een piepklein dorpje in Noord-Duitsland. Daar is in 1942 mijn jongste zusje geboren. Ik ben de middelste van drie zussen.

Mijn vader zagen we zelden. Hij was architect en bouwde barakken voor de duitse soldaten, die in Frankrijk gelegerd waren. In 1944 kostte hem dat zijn leven. Ik weet niet eens waar zijn graf is. Als kind voelde ik me daarna eenzaam en triest. Dat kwam vooral omdat mijn moeder zo ongelukkig was. Ik vond haar zielig en had altijd het idee dat ik haar een beetje blij moest maken. Dat was een zware druk op mijn kleine schouders.

We waren arm, maar dat gold voor heel veel gezinnen, want heel veel vaders kwamen niet terug. Het enige dat ik leuk vond in mijn jeugd was knutselen, tekenen en schilderen. Op de lagere school verveelde ik me nogal en dan zat ik graag tekeningetjes te maken of gedichtjes te schrijven. Mijn moeder vond het geen goed idee dat ik een creatieve opleiding kreeg. Ze was bang dat ik daarmee geen boterham kon verdienen.

Toen ik achttien jaar was gingen we terug naar Hamburg. Daar heb ik een opleiding voor kleuterleidster gevolgd. In dat vak kon ik mijn creativiteit goed gebruiken, dat was een aardige bijkomstigheid. Maar ik voelde me dood ongelukkig in die verminkte stad. Ik wilde daar weg en toen ik een advertentie las waarin kleuterleidsters werden gezocht voor Afrika, heb ik zonder aarzelen gesolliciteerd.

Twee jaar heb ik geprobeerd Keniaanse meisjes op te leiden tot kleuterleidster. Een paar dorpjes van mij vandaan werkte een nederlandse jongen. Je begrijpt het al. We werden verliefd. Met deze jongeman ben ik teruggereisd. Naar Amsterdam. Ik werd minstens even verliefd, misschien nog wel erger, op Amsterdam. Daar was leven op straat, daar gebeurde van alles. In vergelijking met Hamburg was Amsterdam voor mij een paradijs.

We trouwden, kregen twee dochters (in 1971 en 1973) en woonden in een prachtig huis in de Plantage-buurt, waar ik nu nog steeds woon. Het huwelijk liep stuk en we gingen scheiden. Voor mij de start van een nieuw leven. Ik werd gedwongen de nederlandse taal goed te leren en veel onafhankelijker te worden dan ik tot dat moment was. Ik heb eerst mijn VWO-diploma gehaald. Daarna ben ik tekenen en schilderen gaan studeren aan wat toen de Hogeschool van de Kunsten heette. Kleuterleidster kon ik in Amsterdam niet worden; het aanbod was groot en mijn (Duitse) diploma werd niet erkend.

Ik genoot van mijn vrijheid. Alle restjes eenzaamheid en verdriet die nog in me zaten, verdwenen langzaam aan. We hadden het niet breed, maar we waren gelukkig. Amsterdam was heel tolerant in die tijd. Ik voelde me geaccepteerd. Ik mocht zijn wie ik was. Dat zou in Hamburg in mijn omstandigheden nooit hebben gekund. Ik overleefde ook nog een akelige ziekte en uiteindelijk werd ik op mijn vijftigste de trotse bezitter van het diploma tekenen en schilderen van de Hogeschool van de Kunsten.

Ik ben thuis les gaan geven. Individueel en in groepjes. Niet alleen in tekenen en schilderen, maar ook in kunstgeschiedenis. En ik heb vrij veel tentoonstellingen. Doe mee met Open Ateliers in de Nieuwmarkt en de Plantage. Dit jaar heb ik de Plantage Open Ateliers mee georganiseerd. Hetzelfde geldt voor de “Doksalon”. En de Vrienden van de Plantage hebben recentelijk een zeefdruk van mij gekocht voor degene die de eerste prijs kreeg bij het ‘ Plantage Poëzie Festival’. Door mijn lidmaatschap van de kunstenaarsvereniging ‘de Onafhankelijken’ ontmoet ik veel collega’s. Dat is belangrijk voor mij, want schilderen is toch een eenzaam beroep.

Ik houd van kleinschaligheid. Daarom vind ik het ook zo leuk mijn werk tentoon te stellen bij de SOOP. Ik ken de SOOP al veel langer, was jaren geleden jullie allereerste exposant. Toen de lerares tekenen van de SOOP door ziekte tijdelijk niet beschikbaar was, heb ik haar vervangen. Zoiets vind ik ook leuk om te doen. Natuurlijk is het prettig als mensen mijn werk willen kopen, maar ik ben ook blij als het kijken er naar emoties oproept. Laatst zei iemand tegen mij: ‘ik zag een schilderij van jou en ik moest glimlachen’. Met zo’n opmerking kan ik me intens tevreden voelen”.